SINT MARTINUSOMMEGANG ASPER – 9 juli 2022

De traditie van ommegangen – in meerdere dorpen in de Vlaamse Ardennen – is een overeind gebleven stuk immaterieel religieus erfgoed, en dit dankzij de inzet van veel plaatselijke enthousiaste medestanders. Ook zo in Asper, waar een kleine werkgroep de traditie levend(ig) wil houden. Voor vele Asperlingen is het een niet te missen jaarlijks terugkerende afspraak.

Op zaterdag 9 juli 2022 vertrokken de ruiters en bedevaarders om 7.00 u. stipt aan de kerk van Asper voor de eeuwenoude ommegang. Een fikse ochtendwandeling langs de grenzen van de parochie. Het gezamenlijke gebed van de bedevaarders doorbrak meermaals de ochtendstilte. Langs het parkoers waren de veldkapellen door de omwonenden versierd en voor meerdere vensters trok een afbeelding van Sint-Martinus de aandacht. Dat de ommegang voor de gehele geloofsgemeenschap betekenisvol is blijkt uit de talrijke aanwezigheid van de bedevaarders, omwonenden en de verenigingsvlaggen aan de Sint-Martinuskapel in de Stationswijk waar naar jaarlijkse gewoonte de eucharistie werd opgedragen. Wie de volledige tocht meemaakte voelde niet zozeer vermoeidheid maar vooral voldoening de volledige ommegang ‘gedaan’ te hebben!

Op zondag 10 juli 2022 gavende plaatselijke ruiters en hun vrienden uit naburige gemeentes kleur aan de feestelijke ommegang. Rond 16.15 u kwamen de ruiters, begeleid door de Sint-Ceciliafanfare, aan in de dorpskern. Na de zegening van ruiter en paard volgdende traditionele drafrondjes rond de kerk.

Wat heeft Martinus met kapellen

Het woord kapel is afgeleid van het Latijnse cappa (= mantel of cape), verkleinwoord capella en verwijst naar de mantel van Sint Martinus, bisschop van Tours (316-397).

Martinus houwde in zijn periode als Romeins officier zijn rode mantel in twee gelijke delen en gaf een halve mantel weg aan een arme bedelaar die zijn pad kruiste bij de stadspoort van Amiens. Omdat de mantel deels eigendom was van Rome, de ‘werkgever’ van Martinus, kon hij slechts zijn eigen helft weggeven.

Volgens de legende was de bedelaar een verschijning van Jezus en zit hier een verwijzing naar Mattheus 25;36 in: “Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed”. Het tafereel wordt mooi gebracht onder vorm van een waardevol houten beeld dat vooraan in de kerk van Asper een prominente plaats heeft.

De weggeschonken halve mantel werd als een relikwie beschouwd en de ruimte waarin de mantel werd bewaard ging capella of kapel heten. Vanaf de 7e eeuw werd kapel een naam voor een (klein) bedehuis.

Onze Germaanse voorouders vereerden Wodan en andere goden in bijzondere bomen in het woud. Toen de eerste christen geloofsverkondigers in onze contreien aankwamen, hakten ze deze bomen in hun grote bekeringsijver om. Tot grote woede dikwijls van de plaatselijke bevolking. Gregorius de Grote, paus van 590 tot 605, was zeer pragmatisch aangelegd en wist de oude gewoonte te verzoenen met de nieuwe devotie. Hij liet aan de bomen nissen met beelden van heiligen hangen, zodat de verering van de bomen veranderde in een heiligenverering.

Zo’n houten nissen aan de bomen noemt men eveneens kapellen.