NAZARETHSE MISSIONARISSEN – ONZE OUD-MISSIONARISSEN AAN HET WOORD
Wij vroegen aan onze oud-missionarissen of zij het verhaal van hun missiewerk met jullie willen delen.
ZUSTER MYRIAM VERTELT…
Zr Myriam, geboren te Nazareth als Hilda Van Den Abeele, dochter van Marcel Van Den Abeele en Anna De Clerck.
Zuster Myriam Van Den Abeele – Missionaris in Congo van 1960 tot 1987.
Ik, Zuster Myriam, werd geboren te Nazareth op 31 08 1930, als 5 de kind in een christelijk landbouwersgezin met 8 kinderen: vijf jongens en drie meisjes.
Ik liep er school en raakte vrij vlug geboeid door de jeugdbewegingen: BJB of landelijke jeugdbeweging en later de VKSJ: of de studerende jeugd.
De Middelbare landbouw-huishoudschool deed ik in Anzegem (W.Vl.) en aansluitend hierop volgde ik de opleiding (4 j.) tot regentes landbouw en huishoudkunde, waarvoor ik in 1949 mijn diploma behaalde. Toen begon ik meteen les te geven in Anzegem en Ingooigem (Eivelgem) waar Stijn Streuvels woonde en wandelde met zijn 2 honden op het fietspad. Toen ik naast hem fietste sprong de hond op mijn fietswiel en we vielen beiden op de grond… Wat een paniek. Stijn Streuvels hielp me recht. Hij kon mijn fiets recht krijgen en hielp me terug naar Anzegem te rijden, waar ze mij verzorgden.
’t Volgend jaar mocht ik les geven in de vierde graad als bijzondere leermeesteres, in de lagere school van Nazareth en van De Pinte en dat gedurende 5 jaar.
Tijdens mijn studiejaren nam ik deel aan een retraite… zeer ernstig. Toen kwam een Pater Oblaat missionaris vertellen over de jeugd in Congo, waar 60% van de jongens naar school gingen en slechts 40% van de meisjes. Er was daar geen leerplicht en er was geen onderwijzend personeel. Het verhaal van die missionaris boeide me dermate. Het liet mij niet meer los … Les geven aan meisjes in Afrika… meehelpen aan hun ontwikkeling en opvoeding leek me boeiend en overeenstemmend met de christelijke idealen die we in de jeugdbeweging meekregen.
Dat was wel het begin van mijn roeping om als kloosterling Christus te volgen.
Stilaan ging ik op zoek naar informatie omtrent de Missieorden. Juffrouw Agnes Dhond die gediplomeerd was in Gijzegem, vroeg me mee naar die kloosterorde met missies in Congo,
Brazilië en later ook in Kameroen. Dat was de eerste kennismaking met Gijzegem.
Na 6 jaar onderwijs in België, trad ik als 25 jarige lerares in ’t klooster te Gijzegem op 8
september 1955. In het postulaat maakte ik kennis met het kloosterleven.
Voor het tweede deel van de vorming, het noviciaat, werd ik naar Banneux gestuurd, waar ik de verdere vorming in het Frans zou afwerken. Dat was al een rechtstreekse voorbereiding op mijn leraarschap in Congo.
Toen de Overste van Congo, op verlof in België, vroeg: “wie onder de jonge zusters naar de missies wou gaan ?” was ik klaar.
Mijn jawoord werd werkelijkheid toen ik in januari 1960 per boot kon vertrekken, samen met 5 medezusters. Na 3 weken kwamen we aan in ’t bisdom Boma, in de beneden Congo. Nog 60 km verder kwamen we aan op de Missiepost Kidima.
Daar sprak ik op 09 september 1960 mijn eeuwige geloften uit.
Een dag om nooit te vergeten, want op die dag legden de eerste Congolese medezusters hun eerste geloften af.
Ik werkte 2 jaar in Kidima en werd toen verplaatst naar de Brousse in Kuimba, op
120 km van Boma. Daar was ik eerst lerares en dan directrice van de huishoudschool.
In 1970 werd ik gevraagd om terug naar Kidima te komen, om er les te geven in het hoger technisch onderwijs van snit en naad. De Congolese leerkrachten werden onbekwaam verklaard omdat ze geen diploma hadden.
In deze school ‘Lyceé Technique’ genoemd onderwees ik tot in 1987. Dat was mijn deel aan de ‘emancipatie’ van de vrouw in Congo.
De school bestond uit 2 oriëntatiejaren en 4 hogere technische jaren van snit en naad. De leerlingen waren meisjes tussen de 16 en 21 jaar, naar gelang de leeftijd waarop ze begonnen waren in het lager onderwijs.
Naast de algemene vakken kregen ze ook “éducation familiale”. In die lessen heb ik zelf veel bijgeleerd over de gebruiken in de clan.
Mijn vakken waren: “technologie de l’alimentation”: oorsprong van alle voedingswaren. “Technologie des textiles”: oorsprong van: katoen, wol, lijnwaad en zijde.
“Technologie des machines” nodig voor de naad, om te weven, te breien,voor was en strijk. De school kreeg ook de opdracht de leerlingen voor te bereiden op het staatsexamen met ‘choix multiples’ meerkeuzevragen. Goddank, de uitslagen van onze leerlingen waren zeer goed, goed en voldoende …
Die leerlingen waren bekwaam om een goed gezin te vormen. Velen werden gevraagd in het onderwijs, of op een atelier van snit en naad. Anderen hielpen in de pastoraal, of in ziekenzorg, ook in jeugdbewegingen.
En meer dan één zijn lid geworden van een kloostergemeenschap.
Wat ze leerden op school werd blijvend meegedragen en doorgegeven in het gezinsleven aan familie en omgeving en zelfs in de ‘clan’ .
De emancipatie van de vrouw blijft geldig voor het leven.
Zr Myriam heeft ook een moeilijke periode gekend onder president Mobutu.
De moeilijkste periode uit mijn missieleven was de periode van de Zaïrisering door het Mobutisme.
De nieuwe president Mobutu veranderde Congo in Zaïre: Zaïre: notre pays, ons land – Zaïre: notre fleuve, onze stroom – Zaïre: notre monnaie, ons geld.
In 1976 gebeurde er een zware ommekeer In het geestelijk leven in Zaïre.
Geen enkele Belgische Pater of Zuster mocht nog een bestuursfunctie bekleden.
We mochten wel les blijven geven. De leidende functies moesten in handen gegeven worden van Zaïrese Personen. Het werd aan zusters en priesters verboden nog bijeenkomsten te houden met meer dan 6 personen. Zo werd Zuster Giovanni met zusters en priesters opgepakt in Muanda en gevangen gezet in Matadi. Goddank werden ze ’s anderendaags vrijgelaten.
Godsdienstlessen werden verboden, alsook de christelijke doopnamen afgeschaft.
In de schoolregisters mochten alleen nog de Zaïrese familienamen geschreven worden. Kruisbeelden en heiligenbeelden moesten verborgen worden, zo niet werden ze verpletterd door de soldaten. Alle jeugdbewegingen werden verboden.
Die omwenteling heeft 2-3 jaar geduurd. Het onderwijs was zodanig verwaarloosd dat President Mobutu zelf smeekte bij Kardinaal Malula om de geestelijken terug de verantwoordelijke posten te laten waarnemen, bij voorkeur door Zaïrese Abbé’s en Zusters. Gelukkig dat onze Zaïrese zusters studeerden en dan bestuursposten konden innemen.
Toen kregen de Bisdommen alle rechten om terug te herbeginnen. Dan hebben we processies gehouden met gebed en gezang, om alle kruisbeelden en heiligenbeelden terug te plaatsen in onze klassen. Een groot beeld van O.L.V. van Banneux hadden wij verborgen in een kast ! Het werd plechtig herplaatst buiten vóór de slaapzalen.
De godsdienstlessen herbegonnen. Stilaan kwamen de leerlingen terug en vroegen ons om hun Bijbellezingen bij te wonen…dat gaf terug geloofsverdieping en gebedsgroepen. Weldra waren er nieuwe roepingen tot zuster en priester.
Zo groeide de jonge Kerk in Zaïre. Ons Postulaat en Noviciaat ontvangt regelmatig nieuwe leden waaronder veel oud-leerlingen. Er zijn al Zaïrese Zusters als missionaris in België, Kameroen en Zuid-Afrika.
Terugkeer naar België:
Vrij plots en onverwacht werd een einde gesteld aan mijn werkzaamheden in Congo… Ziekte trof me en ik kwam naar België om te herstellen.
Op rust in het provincialaat in Asse was ik betrokken in een zwaar ongeval.
Met drie zusters gingen we ’s morgens naar de Mis en we werden aangereden op het zebrapad. Twee medezusters lieten hierbij het leven. Ik was ernstig gekwetst, maar herstelde langzaam met dank aan neuropsychologische begeleiding. Ik bleef 7 jaar in Asse.
Door een sterfgeval bij onze zusters te Drongen kreeg ik de kans dichter bij mijn familie te gaan wonen. In Drongen had ik nuttig parochiewerk: catechese, zangkoor, huisbezoeken en allerlei. In ’t klooster kon ik ook dienstbaar zijn bij ’t huishoudelijk werk zoals: was, strijk, onderhoud en werk in de tuin. Gelukkig kon ik ook nog herstelwerk doen met de naaimachine. Daar verbleef ik gaarne gedurende 12 jaar. Toen ging een zieke zuster naar Gijzegem en bleven we maar met twee zusters.
Gezien ik tweetalig was, kon ik naar Frameries gaan en er helpen voor was, strijk, onderhoud en werk in de tuin. Daar verbleef ik 7 jaar.
Na enkele evenwichtsstoornissen mocht ik op rust komen te Gijzegem.
Ik verbleef 3 jaar in Robiano. En sedert augustus 2017 woon ik nu in ons
Woon-Zorg-Centrum Aqua Vitae Afdeling Sapientia Bethanië, kamer B003, Pachthofstraat 1, 9308 Gijzegem / Aalst.
ZUSTER FRIEDA VERTELT…
Zuster Frieda Schaubroeck, wonende bij de Zusters Bernardinnen in Assenede, vertelt deze en volgende week met veel plezier het verhaal van haar missiewerk.
Ze is oprecht blij dat de Nazarethse oud-missionarissen nog eens aan het woord mogen komen.
“Inderdaad, wij zijn al zo lang weg uit de parochie. In september 2014 was het de laatste keer dat ik, vanuit Oudenaarde, nog aan de jaarlijkse ommegang kon deelnemen.
Zal ik even schrijven wat mij boeide in mijn missieleven ?
Na mijn studie aan de Gentse universiteit en een paar jaren lerares aan de middelbare school in Oudenaarde verlangde ik te leven voor de Heer in dienst van een armere bevolking. Die kans werd mij gegeven toen ik in 1957 als postulante mocht vertrekken naar Kigali (Rwanda) om er samen met vijf Rwandese meisjes en nog een Vlaams meisje gevormd te worden tot zuster Bernardinne.
Zo verliep dat verder in dienst van de Rwandese jeugd:
Van 1959 tot 1993 werkte ik in de middelbare meisjesschool te Kigali, eerst als lerares, en na enkele jaren als directrice. Wat een evolutie heb ik in die meer dan dertig jaren kunnen waarnemen!
Een belangrijke datum is 1962, dan werd Rwanda onafhankelijk. Zoveel moest nog ontwikkeld worden. Een jaar later werd in Butare de eerste Rwandese universiteit geopend, hoop op de toekomst.
In de eerste jaren studeerden meisjes vooral met het verlangen wat te verdienen om zo vlug mogelijk de familie te kunnen helpen. Dat kon na twee jaren algemene vorming, gevolgd door twee jaren opleiding tot monitrice, wat toeliet te onderwijzen in de lagere school.
Ik herinner me dat ik een verstandige leerlinge hielp inzien dat het voor haar en haar familie gunstiger zou zijn een studietijd van zes of zeven jaar af te werken met een vollediger vorming. Later mocht ik haar ontmoeten als een gelukkige verpleegster in het hospitaal van Kigali.
Er kwam inderdaad structuur in het schoolsysteem. Na drie jaren algemene vorming liet een nationaal examen toe een keuze te maken in verscheidene opties: verpleging, opvoedkunde, sociale of economische vorming, die toegang boden tot hogere studies.
Onze school koos voor twee richtingen: opvoedkunde en economische humaniora.
In die richtingen werd de algemeen menselijke vorming niet verwaarloosd. Naast het scheikunde-lokaal was er ook een naad- en keukenklas.
In ons internaat, waar de meisjes alleen met Kerst en Pasen naar huis gingen, was de omkadering in de vrije tijd van groot belang en was het essentieel dat wij, Vlaamse en Rwandese zusters, vreugdevol in equipe samenwerkten.
In oktober 1994 kon ik de verantwoordelijkheid voor de school aan een Rwandese medezuster overlaten, want ik kreeg intussen de zorg voor onze gemeenschappen in Rwanda, in Tsjaad en eind 1995 ook voor de communiteit die opgericht werd in Burkina Faso.
Na afloop van een zesjarig mandaat kreeg ik nog de kans de middelbare school van Kansi, die beschadigd en gesloten was door de genocide in 1994, te helpen heropstarten.”
Een kleine anekdote:
Op 02 februari 2003 werd ik vanuit Kansi uitgenodigd naar het gouden jubileumfeest van de school in Kigali waar ik 30 jaar directrice was geweest. Zoals gebruikelijk was op zo’n feest werden aan sommige genodigden geschenkjes aangeboden door de oud-leerlingen. Ik ontving een mooi klein Rwandees stoeltje “om erop uit te rusten”.
Diezelfde avond ontmoette ik de provinciale overste die net uit Tsjaad terugkwam met een brief van de algemeen overste, of ik bereid was – ik was toen 72 – naar Tsjaad te vertrekken. Daar zou ik helpen bij de opleiding van een Tsjaadse postulante in Moundou. Een andere taal, en andere gewoonten, maar als je de heilige Geest toelaat in je leven, dan weet je dat dit de weg van diep geluk is.
Ik heb daar 6 heel gelukkige jaren beleefd, tot ik in 2010 (met een heupbreuk) naar België terugkwam.
Het stoeltje liet ik achter in Kansi.
Onze kracht in al wat wij ondernamen in ons missiewerk, was het niet dat liefdevol samenleven met onze Rwandese zusters ? “Waar twee of drie in Mijn naam samen zijn, daar ben Ik in hun midden.” (Mt. 18,20) Vanaf het noviciaat mocht ik “deze waarheid” beleven.
De foto in het parochieblad is een foto uit Tsjaad, waar ik sta naast zr. Emilienne Muhayimana die toen mijn overste was.
Met hartelijke groet en dank voor het parochieblad dat ik steeds graag ontvang.
zr. Frieda
ZUSTER VEERLE VERTELT…
EEN VERSLAG VAN MIJN MISSIONNAIR LEVEN IN CONGO van 22/4/68 tot 6/11/2001
Ik, zuster Veerle, Jeanette Ghequière, ben geboren te Nazareth op 23/5/1937 als dochter van Aloïs Ghequière, Dorp 43, naast het gemeentehuis. Mijn vader was fietsenmaker en vellenlooier en mijn mama had een schoenwinkel. Ik had een broer Antoine, en 2 zussen Antoinette en Lutgarde.
Ja, wij mochten reeds naar ’t school van zr. Christiana aan 2,5 jaar. Daarna deed ik het Middelbaar in Kruishoutem, waar ik ook dactylo volgde. Voor dit examen moest ik naar Brussel.
Ik heb nog gewerkt als bediende bij Gaston Van Daele in de arduinkapperij en daarna in Gent bij Noordstar en Boerhave (een verzekeringsmaatschappij), eveneens als bediende.
Ik was blij dat God mij riep om religieuze en missionaris te worden.
Het was vooral in het internaat dat ik er reeds aan dacht om religieuze te worden en ik had daarbij ook het verlangen om missionaris te worden. Het zat wel in de genen, want mijn Pa had ook willen gaan, maar hij is er niet geraakt. Net zoals mijn broer die er ook niet geweest is.
Als kind zei ik tegen mijn Mama: “ik heb spijt dat ik geen jongen ben om missionaris te worden….”
En ik ben ingetreden bij de zusters Kindsheid Jesu 02 februari 1960.
Als ik mij ging aanbieden vroeg men mij of ik geen onderwijzeres wilde worden en ik antwoordde: “als ik mag kiezen zou ik liever verpleegster worden”. En dat was goed want dat was nog zowat het begin van die verpleegsterschool en ze hadden nog niet veel leerlingen, zo had ik gelu.é !
Na het noviciaat (de opleiding voor het religieuze leven) mocht ik naar de verpleegsterschool (van ons zusters) in Eeklo.
Als ik gediplomeerd was vroegen ze me om naar Assenede in de kliniek op de inwendige dienst te gaan werken waar ik veel praktische dingen geleerd heb voor de Congo en 2 jaar later vroegen ze me om naar Gent Muide te komen wonen, om Wit-Gele Kruis te doen. Dat deed ik ook graag, dat was ook sociaal en zo leerde ik veel mensen kennen.
Op 12 augustus 1967 deed ik mijn Eeuwige geloften en dan moest ik de tropische cursus gaan volgen in Antwerpen van 01 oktober 1967 tot februari 1968 en op 22 april 1968 mocht ik vertrekken naar Congo.
Ik was blij, maar het afscheid was moeilijk, vooral van mijn Mama die weduwe was, en van mijn broer en zussen en vrienden.
Ik moest in Kinshasa, hoofdstad van Congo, een zuster voor 3 weken vervangen in de leprozerie bij de melaatsen. Dat werden uiteindelijk 03 maart 2021, maar ik deed het wel graag. Die mensen zijn zeer vriendelijk, zullen ook nooit lachen als je iets mis zegt in hun taal, en leven ook mee met U. En het was een eerste ontdekking dat de inwoners de mensen die hun komen helpen zeer goed ontvangen en proberen te verstaan. En de melaatsen zijn ook heel dankbaar als men hen met liefde en zo goed mogelijk tracht te verzorgen. En er was ook een vriendelijke Congolese dokter.
Maar ik was ook blij om naar het binnenland te mogen vertrekken. Vroeger noemde dat het ‘Leopold 2 meer’, nadien de ‘Lac’ en nu ‘mai ndombe’ (zwart water). Daar was ik ook welkom. Ik ontmoette daar als medezusters Belgische en Congolese zusters. Ik herinner mij nog een Congolese zuster die protestants was en in de kapel gedoopt werd tot katholieke.
Daar werkte ik in het dispensarium in de consultatie, met dagelijks veel zieken.
We deden dagelijks een kort gebed voor we met de consultaties begonnen of ik zette een cassetje op met een godsdienstig liedje in het Lingala. Zo scheen de wachttijd niet zo lang voor de mensen en ze hadden dat wel graag. Want er waren elke dag veel mensen die dus ook lang moesten wachten op hun beurt.
Niet zo simpel met het weinige dat ik kende van de taal het Lingala, maar wel de gemakkelijkste Congolese taal. En soms moest ik er toch een verpleger bij roepen voor de vertaling en de oudere mensen spraken dan nog een veel moeilijker dialect. Maar dat heb ik niet verder geleerd, want een verpleger zei dat is niet het dialect van het dorp zelf, maar van een dorp verderop was. Dat heb ik dan gestopt.
Ik deed het werk heel graag want ik ontmoette veel mensen en er kwamen dagelijks veel zieken.
Maar de taal was moeilijk in het begin. Ik had wel een weinig Congolees geleerd bij een pater die naar de leprozerie kwam om de zieken te bezoeken. Maar na de consultaties leerde ik wat van de taal met een verpleger.
Het was een zeer aangename tijd, de mensen graag zien en graag gezien worden van hen.
Zuster Veerle vertelt over haar missiewerk in het binnenland van Congo.
Toen vroeg men mij om verder het binnenland in te gaan, om daar tijdelijk bij een zuster te zijn en ook daar te zijn als ze het huis kwamen in orde brengen voor de Congolese zusters die er gingen komen. Daar deed ik meer pastoraal werk, ook de vrouwen van de mannen die in opleiding waren voor Pasteur voor hun dorp.
Maar ik deed ook prenatale en kinderweging nog dieper in het binnenland daar. Ik reed er met een brommerke naartoe, meestal samen met een verpleger.
Dan hadden ze ook een zuster extra nodig in een groot dispensarium in een buitenwijk van Kinshasa. Daar baden we ook samen met de mensen die reeds aangekomen waren (daarvoor gesteund door een protestantse broeder-dokter in een ander Dispensarium van Kimbangisten).
Er ging ook een zuster voor de materniteit mee. Zo gingen we met 2 van het binnenland naar daar.
We woonden tussen de mensen in de cité. Het was ook een mooie tijd en dicht bij de mensen. Daar waren ook Spaanse zusters en Paters Scheutisten en we kwamen maandelijks eens samen om onze leefwijze met de Congolese mensen te bezien.
Later werkte ik ook nog in een andere kant van Kinshasa in een dispensarium, waar ik ook tussen de mensen leefde. Daar kwamen we samen met een Congolese priester en een Spaanse zuster voor mensen die verlaten waren: dat noemde ‘Ekolo ya Bondeko’ wat wil zeggen ‘Een wereld van vriendschap’.
Dan ben ik een jaar in Belgie geweest en heb dienst gedaan in Liedekerke in het WZC.
Ik was blij dat ik weer kon vertrekken naar Congo, maar dan als superviseur dieper in het binnenland. Ik ging er mee met een dokter naar de dispensariums in de dorpen: ook interessant om die verplegers aan te moedigen en nazicht in hun werk te doen. En om die vele mensen van het binnenland te ontmoeten…
In november 2001 werd het ‘hospitaal’ en ‘zone de santé’ doorgegeven aan de Congolese zusters, en kwam ik met nog een zuster op 06 november 2001 definitief naar Belgie. Er bleven nog 2 zusters van ons ’n paar maanden daar ter plaatse.
Dan zijn we met de 4 zusters van Congo gaan wonen in de Nederpolder 1 in Gent. In januari 2004 zijn we alle vier tussen de mensen gaan wonen in St. Macharius.
Ik mocht dan 1,5 jaar gaan wonen in een huis van de zusters van de Focolare beweging in Rotselaar bij Leuven. Daar woonden 2 zusters van de Focolare, waar dan ook andere zusters van de Focolare voor enkele dagen op bezinning kwamen. Ik heb daar veel geleerd over de naastenliefde en er woonden ook verschillende zeer geëngageerde leken Focolarinen, vrouwelijke en mannelijke, met ook geloften voor het leven. En vrijwilligers.
Daarna ben ik weer verhuisd naar waar ik nu nog woon sinds 2012, in Oostakker, Onze Lieve Vrouwdreef 4, dicht bij de grot. Met 1 zuster van St. Macharius, 1 woont in Zwijndrecht en 1 in Hasselt.
Met mijn grote dank voor de verdere steun van Nazarethse mensen voor ons werk in Congo ! zr. Veerle
Een hartelijk dankjewel aan onze 3 missiezusters voor hun medewerking en voor het bezorgen van het verhaal van hun missionair leven en voor de foto’s.
We hebben zeer vele positieve reacties ontvangen van onze parochianen. De mensen lieten ons weten dat ze uitkeken naar het vervolg van jullie verhaal, of nieuwsgierig waren naar het verhaal van de volgende missiezuster.
Jullie wonen wel niet meer in Nazareth, maar we zijn jullie zeker niet vergeten. We blijven verbonden in gebed en langs het wekelijkse parochieblad.