Deze naam doet ons spontaan denken aan een plaats in het vroegere Palestina waar Jezus zijn kinderjaren en zijn jeugd doorbracht in het gezin van Maria en Jozef.
Het Nazareth, waarover wij het zullen hebben, is echter een landelijke gemeente, gelegen tussen Schelde en Leie, in de nabijheid van Gent, in de provincie Oost-Vlaanderen.
Het is vanzelfsprekend dat velen de mening zijn toegedaan dat deze gemeente naar haar bijbelse naamgenoot genoemd werd. Anderen denken echter dat het gewoon een verschrijving is van het woord “magherhet” hetgeen magere heet of heide betekent.
Wellicht zal niemand er in slagen hier ooit een juist antwoord op te geven.
Kan het zijn dat deze plaats in het verre verleden de naam magherhet toebedeeld kreeg omwille van zijn magere bodem?
Als gelovige mensen zouden wij liever de voorkeur geven aan de eerste mening, en daar hebben wij wel enkele redenen voor:
1. De parochie werd rond 1242 gesticht door de bisschop van Doornik, die op doorreis alhier een gelovige gemeenschap verzameld vond, rond een kleine kapel met een Mariabeeld welke voorheen aan een boom hing.
2. De naam “Nazareth” treft men voor het eerst aan in 1259 en wel in deze schrijfwijze. Later werd het respectievelijk “Nazaret” in 1381, en “Nazarette” in 1572, om uiteindelijk opnieuw “Nazareth” te worden tot op heden. Er zijn dus in de schrijfwijze slechts heel kleine wijzigingen ingetreden in de loop der tijden.
Welnu, het tijdstip van de stichting der parochie (1242) en dit van de oudste schriftelijke vermelding van de naam Nazareth (1259) vallen middenin de Kruistochten.
Is het niet logisch dat toen de namen der heilige plaatsen regelmatig ter sprake kwamen onder de hooggeplaatste personen? En dat, bij de stichting der parochie, de bisschop, omwille van de Mariaverering welke er reeds bestond, deze plaats de naam Nazareth heeft gegeven?
Wat er ook van zij, wij zijn er fier op dat onze parochie deze naam toebedeeld kreeg, NAZARETH: een parochie waar Maria geëerd wordt!
Als oudste bronnen over het ontstaan van de parochie en de Mariadevotie, beschikken wij over twee legenden.
In het werk van De Potter & Broeckaert (verschenen tussen 1864 en 1909) wordt de eerste legende als volgt verhaald:
“Zekere heer, wiens eigendommen aan het grondgebied paalden, alwaar Nazareth namaals oprees, werd op zekere dag te midden van het woud door wilde dieren (sommigen zeggen door een vreselijk onweder) overvallen. Buiten staat zich te verdedigen, en zonder hoop op redding, nam hij zijn toevlucht tot de Moeder Gods, wier beeld hij daar juist aan een boom zag hangen. Zijn gebed werd verhoord, en om zijn dankbaarheid over zulk een gelukkige verlossing te bewijzen, nam hij voor, op een daartoe hem best geschikt voorkomende plaats, een halve mijl verder naar Deinze toe, een kapel te bouwen. Men voerde er de nodige bouwstoffen heen, maar toen de werklieden de arbeid zouden aanvangen, waren de bouwstoffen verdwenen, en men vond ze terug op de plaats zelf, alwaar de heer aan de dood ontkomen was. Er bestond dus geen twijfel, of het was een oppermachtige wil, dat de kapel aldaar gebouwd werd. De plaats waar dit voorviel, zou de wieg van Nazareth, en het beeld der Moeder Gods, dat men thans nog in de kerk vereert onder de naam O.L. Vrouw van Nazareth, hetzelfde geweest zijn, dat tot de oprichting der kapel zou aanleiding hebben gegeven”.
( Vertaling uit: “Les Vierges Miraculeuses de la Belgique” van A. De Reume, p.13. overgenomen door DPB5/56-57 en in de huidige spelling omgezet door de Heemkring “Scheldeveld”)
Een andere versie van deze legende, zoals E.H. Van den Abeele deze heeft opgetekend luidt aldus:
“Een ridder uit het Noorden van Vlaanderen, die zijn vorst naar Palestina vergezeld had en bij zijn terugtocht enige tijd in Rome verbleven had, reed door het bos dat zich tussen Schelde en Leie uitstrekte. Hij was op weg naar huis, doch zeker was hij niet op de goede weg; dit pad leidde enkel naar een open plek in het bos, waar eertijds heidense offeranden hadden plaats gehad. Bij het invallen van de avondschemering moest hij wel stilhouden: hij was verdwaald! Een verschrikkelijk onweer brak los, waarbij gans het bos in lichterlaaie scheen te staan. Dit zette de ridder aan tot volgend gebed: “O Moedermaagd, zo ik hier zonder hinder kan uitkomen en mijn familie wederzien, dan beloof ik een kapel ter ere van Onze Lieve Vrouw van Nazareth te laten bouwen, op de plaats waar ik mijn weg zal teruggevonden hebben”. Nauwelijks had hij deze belofte uitgesproken of het onweder bedaarde en de ridder zag op een open plaats in het bos een hut. Een vriendelijke bejaarde man deed open en nodigde de ridder uit zich te warmen rond het haardvuur. Aan de andere kant van de haard zat een schone jonge vrouw met een slapend kindje op haar schoot. De man bood de ridder aan om te overnachten, liever dan verder te rijden. De ridder aanvaardde de uitnodiging en in zijn slaap had hij een droom. Een wolk, waarop Maria met het kindje Jezus stond, daalde uit de hemel neer op de plaats van de herbergzame hut in het bos. Maria deed de ridder teken haar te volgen en zo leidde ze hem buiten het woud. Toen hij ontwaakte -uit ontroering over zijn droom- was het reeds dag. Van de hut en zijn bewoners was er geen spoor meer. Zijn paard stond even verder rustig te grazen.
Terstond herkende de ridder in de voorvallen van die nacht de hand van God. Hij was er van overtuigd dat de heilige Familie zelf hem was komen redden. Hij zette zich op zijn knieën en dankte God voor die wonderbare bescherming.
Toen sprong hij op zijn paard en trachtte zich de weg te herinneren die Maria hem in de droom had aangeduid. ’s Avonds nog was hij thuis en verhaalde hij aan de zijnen zijn belofte en de wonderbare bescherming die er was op gevolgd.
Reeds ’s anderendaags keerde hij terug naar het bos om de plaats te zoeken waar hij gered werd.
Lang zocht hij vruchteloos, doch eindelijk meende hij het pad en de open plek in het bos te herkennen; hij liet er veel bouwstoffen naartoe voeren, wierf talrijke arbeiders aan, en liet er de kapel bouwen. Op zekere dag, nog tijdens de bouwwerken, was de kapel verdwenen; alleen de niet gebruikte bouwstoffen, gereedschap en gezaagde bomen lagen er nog. Een lichtende bol wees de ridder één mijl verder een andere plek aan, waar hij met grote verbazing de kapel zag staan, die hij elders had gebouwd. De kapel stond nu op de plaats van de kleine hut. Blijkbaar wilde de heilige Maagd niet dat een andere plaats de gedachtenis zou vereeuwigen aan de belofte die de ridder had gedaan en aan de goddelijke bescherming welke op die belofte was gevolgd.”
(VDA/14-19 Gedeeltelijk herwerkt en verkort)
Aansluitend bij deze twee versies van de eerste legende, willen we hier nog een eigenaardig feit aan toevoegen:
Rond 1950 liet de toenmalige eigenaar van het kasteel herstellingswerken uitvoeren aan een hoeve, gelegen in de Deinzestraat.
Diep in de grond, ontdekten de werklieden er tot hun verbazing een groot aantal hardsteenblokken, welke onbewerkt gebleven waren.
Kan dit in verband gebracht worden met de legende? We hebben geen zekerheid, doch we vonden het wel het vermelden waard.
De tweede legende vinden wij in een handgeschreven kroniek van de stad Oudenaarde (Stadsarchief Maagdendale).
Wij proberen deze in hedendaags Nederlands om te zetten:
“In het jaar 1240 trok de bisschop van Doornik voor hervormingen naar Drongen en kwam langs deze streek; hij kreeg vaak en viel aldus in slaap.
Toen openbaarde Maria zich (aan hem) en maakte haar verlangen bekend, dat op deze plaats een kerk zou worden opgericht; doch hij hechtte geen geloof aan deze droom en beloofde niets.
Verder trekkend bleef hij gekweld door hevige vaak zodat hij nog tweemaal in slaap viel, waarbij hem telkens hetzelfde droombeeld overkwam, zodat hij de belofte deed een kerk op te richten ter ere van Maria, op wat hij dacht de plaats te zijn van zijn eerste droom, en die plaats heet Nazareth.
Kort na zijn terugkeer in Doornik heeft hij het kapittel op de hoogte gebracht, dat er in toestemde metsers en timmerlieden ter plaatse te sturen, welke -niet wetende waar de juiste plaats was- op een hoek in de buurt van Huise de werkzaamheden begonnen. Doch wat zij overdag hadden opgetrokken werd ’s nachts door de engelen overgebracht naar de plaats waar nu de kerk staat en waar de bisschop zijn eerste droom had. Waar de metselaars begonnen, liggen er nu nog veel grote stenen.”
(“Kronijke van Oudenaarde” oud archief nr.241/2 boek 1,blz.26. In hedendaags Nederlands omgezet)
Wat leren ons deze legenden?
Op het eerste zicht stellen wij vast dat:
1. dat de kapel wel op deze plaats moest komen en niet op de plaats welke de edelman en de bisschop het beste vonden.
2. dat er rond 1240 daar reeds een beeld van O.L. Vrouw aan een boom hing en dat er reeds een devotie tot Maria bestond.
Maar deze legenden zeggen ons meer, ook al mogen wij ze beschouwen als deels fictie en deels historisch:
Wat hier gebeurt is geen louter mensenwerk, maar afkomstig uit den hoge. Er is een macht die groter is dan de onze, aan wie we ons kunnen toevertrouwen.
De hedendaagse mens staat wel enigzins sceptisch tegenover legenden: alles moet eerst bewezen en rationeel zijn. Maar steeds ervaren wij hoe op een wonderlijke manier deze legenden geloof en vertrouwen in ons bewerken voor Gods almacht door Maria. En zoals dit meestal het geval is, zijn ook bij ons de gebeurtenissen welke in de legenden verhaald worden, de bron geworden van de bedevaarten naar O.L. Vrouw van Nazareth.
De mensen gaan naar die plaatsen waar “de hemel even opengaat”: een feit die van een andere orde is dan die van het verstand.
Kerk en parochie.
De legenden, en de daaraan verbonden belofte tot het bouwen van een kapel, worden algemeen gesitueerd rond 1240.
De beide legenden spreken over het verplaatsen van de kapel naar een plaats in het bos waar de ridder -en ook de bisschop- hun visionaire droom hadden. Hun belofte aan Maria kan hun wel ingegeven zijn door het zien van haar beeld op deze plaats. E.H. A. Van den Abeele is stellig van mening dat op deze plaats de boom heeft gestaan met het beeldje van O.L. Vrouw.
Toen Walter de Marvis, bisschop van Doornik, op één van zijn doortochten vaststelde dat rond deze kapel een gelovige gemeenschap was ontstaan, besloot hij tot de oprichting van een parochie alhier. Hierover bestaan er helaas geen documenten meer wegens een brand in het bisschoppelijk paleis te Doornik, doch dit gebeurde vermoedelijk in 1242.
De kapel werd weldra te klein en werd vervangen door een kerk.
Die kerk zou reeds in de 13e eeuw zijn gebouwd.
Ze werd, zoals de meeste kerken uit die tijd, in gotische stijl opgetrokken en had een hoog oprijzende toren welke op het snijpunt van kruis- en middenbeuk stond.
Achteraan in de huidige kerk hangt een afbeelding van deze kerk, geschilderd door Baron Ernest Kervijn de Volkaersbeke. Wanneer we dit vergelijken met het bedevaartvaantje uit 1636 merken we wel enkele verschillen op; welke de juiste afbeelding is kunnen we helaas niet meer achterhalen.
De oude kerk
(Schilderij achteraan in de huidige kerk)
Deze kerk heeft in de loop der tijden veel te lijden gehad door o.a. beeldstormen (24/8/1566 en 27/8/1578) en allerhande plunderingen door vreemde troepen.
Op 16 augustus 1655 werd de kerk wegens blikseminslag zwaar toegetakeld, doch op 19 februari 1860 sloeg de bliksem opnieuw in en toen brandde de kerk volledig uit. Gelukkig konden het H. Sacrament, het beeld van O.L.Vrouw en nog enkele kostbaarheden gered worden.
Nazareth heeft echter niet lang moeten wachten op een nieuwe kerk. Men beweert zelfs dat de vorige kerk kon gered worden uit de brand, doch dat men een grotere kerk wou…
Reeds op 20 mei 1861 kon de bisschop van Gent Mgr. Delebecque de eerste steen leggen en op 28 augustus 1865 werd de nieuwe kerk ingewijd door zijn opvolger Mgr. Bracq.
De Potter en Broeckaert beschrijven deze kerk als volgt: “Zij is groot en hoog, doch op verre na geen meesterwerk van bouwkunst zoals onze voorouders er wisten op te richten.”
(DPB5/65)
E.H. A. Van den Abeele voegt er aan toe: “In zijn geheel is de voorgevel een onvolmaakte nabootsing van die der basiliek van Loreto in Italië, waar volgens de legende, het heilig huisje van Nazareth wordt bewaard”. (VDA/3O)
Mgr. Delebecque had het plan opgevat in deze kerk een nabootsing van dit heilig huisje te laten plaatsen, doch deze Mariale bisschop stierf te vroeg om dit plan te kunnen verwezenlijken. De plaats die hiervoor voorzien was, is gelegen in de rechter kruisbeuk, waar later het altaar ter ere van de heilige familie werd opgericht.
Oorspronkelijk waren er slechts drie altaren: het hoofdaltaar en de twee altaren in de zijbeuken.
Boven het hoofdaltaar in marmer, waarop een verguld tabernakel waarin het H. Sacrament bewaard wordt, hangt een meer dan levensgroot gekruisigd Christusbeeld van Matthias Zens uit Gent.
Langs beide zijden zijn er twee half verheven beeldhouwwerken (basreliëfs): links, de geboorte van Christus, en rechts de verrijzenis van Christus voorstellende.
Het hoogkoor
In de rechterzijbeuk staat, tegen alle traditie in, het altaar toegewijd aan O.L. Vrouw, de patrones van onze parochie, met het miraculeus beeld, zoals dit ook in de oude kerk het geval was. Naar alle waarschijnlijkheid is dit de oorspronkelijke plek van de eerste bidplaats te Nazareth!
Maria-altaar.
Boven dit altaar hangt een schilderij uit 1634, afkomstig uit de oude kerk, die de eerste instelling van de heilige rozenkrans voorstelt: Maria verschijnt op de wolken, samen met het Kind Jezus, en zij overhandigen een rozenkrans aan de heilige Dominicus.
Deze schilderij verwijst naar een bijzonder kenmerk van de devotie tot O.L. Vrouw van Nazareth, n.l.: het bidden van de rozenkrans.
Vooraan in de linker kruisbeuk staat het altaar, toegewijd aan de heilige abt Antonius, de tweede patroon van onze parochie. (Zijn beeld staat thans vooraan in de linkerzijbeuk.)
Het schilderij boven het altaar stelt het visioen voor van de heilige Antonius abt: “de gekruisigde en stervende Christus”.
Omdat deze heilige bij ons wel wat in de schaduw komt te staan (nà Maria, die toch de Koningin van alle heiligen is!) willen wij deze grote heilige de eer betonen welke hem toekomt door hem ook een plaats geven in deze publicatie.
H. Antonius Abt “de vader der monniken”
In 1903 werden in de kruisbeuken nog twee altaren opgericht: rechts het altaar toegewijd aan de Heilige Familie, en links het altaar van de Gelovige Zielen.
Het zou ons te ver leiden hier alle bezienswaardigheden te beschrijven welke zich in de huidige kerk bevinden; wij hopen later hierover verder te kunnen uitweiden in een afzonderlijk werk.
Wij kunnen echter niet nalaten toch nog iets te schrijven over de klokken; die boodschappers bij vreugde of rouw die ons telkenmale oproepen om ons te richten tot God.
De oudste klok is de Barbara-klok.
Zij werd reeds besteld vóór de huidige kerk voltooid was en deed eerst dienst in de noodkapel.
Deze klok bevat volgend opschrift:
“Toen J.B.Van Poucke en F.De Clercq kerkmeesters waren -de weledele heer burgemeester van Rokolfing van Nazareth overleden zijnde- heeft A.L.J. Van Aerschodt de Oudere, opvolger van A.L.J. Van de Gheyn, mij hergoten, daar ik geheel in de brand, door het bliksemvuur veroorzaakt, gesmolten was. Leuven, 1860.” (VDA/34; vertaald uit het latijn).
In 1868 werd een tweede klok ingewijd ter ere van O.L. Vrouw, en in 1893 werd er een derde aan toegevoegd. Deze twee klokken werden helaas door de Duitse bezetter op 15 oktober 1943 uit de toren gehaald en weggevoerd.
Op 2 mei 1948 werden twee nieuwe klokken ingewijd:
De Maria-klok (2.100 kg; 1,5 m. doormeter)
De St-Antonius-klok (1.200 kg; 1,2 m. doormeter).
Nadat in 1990 de 125e verjaring van de wijding der huidige kerk werd gevierd, werd er natuurlijk uitgezien naar het jaar 1992, het jubileumjaar van 750 jaar Nazareth.
Het gemeentebestuur zette een groots feestprogramma op touw, waarbij het godsdienstige element zeker niet mocht ontbreken aangezien in feite dáár alles begonnen is.
Op 20 september, de tweede zondag in de Solemnele 15-dagen, hebben wij in onze kerk met grote dankbaarheid de stichting van onze parochie herdacht met een feestelijke eucharistieviering in concelebratie met alle Nazareth-bewonende priesters, waaraan jong en oud eendrachtig hebben meegewerkt. Voor deze gelegenheid werd voor de eerste maal de mis ter ere van Onze Lieve Vrouw van Nazareth uitgevoerd.