De eerste kerk het “altare” genoemd werd door Simoen bisschop van Doornik in 1123 aan de Sint-Pietersabdij geschonken. Ze zou tot op het einde van de 18de eeuw onder het patronaat van de prelaten van deze abdij blijven. Men begon aan verbouwingen in 1725 in de zomer van 1726 was het interieur zo goed als volledig vernieuwd. Het kerkgebouw werd hersteld in 1751. In 1755 werd de pastorij vernieuwd en opnieuw aan de toren en het dak van het koor gewerkt. Het betrof getrokken lood,2000 schalies,nagels en ongebluste kalk. Het werk duurde 9 dagen, vier maanden later zaten ze terug op het dak van de kerk. Het blijkt duidelijk dat het dak van de kerk zich in een slechte staat bevond. In 1771 werd de kerk afgebroken en kwam er een volledige nieuwe kerk. De ruwbouw van de beuken en de toren verliep tussen mei en november 1771.In december 1773 was de kerk af. De kerk werd vernieuwd onder abt Gudwalus Seiger en hij liet zijn handtekening onder de vorm van zijn wapenschild op de westerzijde van de toren aanbrengen. Na de kerk werd het de beurt aan de pastorij . Ze werd in 1777 vernieuwd. In 1789 werd er een orgel geplaatst dat afkomstig was uit het befaamde werkhuis Van Peteghem te Gent. Bij het uitbreken in 1992 van het orgel in de huidige kerk, vond men nog enkele”spelen” van Van Peteghem terug, ze werden wel gemerkt”Kerk van Laarne”. In 1837 woedde er een brand in de kerk het houten muurbekleedsel, een honderdtal stoelen en ook een belangrijk schilderij werden vernield. In 1838 werden er drie nieuwe klokken opgehangen in het belfort van de toren. In een brief van 17 maart 1857 vroeg de kerkfabriek de toelating om de kerk te vergroten, en op 10 juni kreeg men een positief antwoord vanwege de minister van justitie .
Felix Vanderhaeghen liet in 1857 het koor afbreken om de kerk aan die zijde met een pilaar te vergroten. Meer mogelijkheden tot verruimen had hij niet. In september 1900 werd er gesproken over de noodzaak om een nieuwe kerk te bouwen. Pas vanaf maart 1912 kon men aan de slag. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was het kerkgebouw af. Zelfs het glaswerk was geplaatst en het interieur geplaffoneerd en geschilderd. Alleen het meubilair moest nog van de oude naar de nieuwe kerk overgebracht worden.
In de nacht van 31 oktober naar 1 november 1918 werden de bewoners opgeschrikt door een oorverdovende knal, de Duitsers hadden de toren van de nieuwe kerk gedynamieteerd en wat overbleef was één grote puinhoop. Het puin van de vernielde kerk werd geruimd en op 2 februari 1924 werd de aanbesteding van de heropbouw goedgekeurd door de Minister van Economische Zaken. In juli 1926 werd de haan geplaatst. Eind 1925 moet al een eerste doop in de nieuwe kerk plaats gehad hebben maar het is pas in 1926 dat ze echt in gebruik genomen werd.
In januari 1929 beslisten de burgemeester en de schepenen voor het afbreken van de oude kerk. Bij de afbraak van de oude kerk hielpen heel wat parochianen mee. Op 12 september 1933 werd de nieuwe kerk van Eke plechtig ingewijd door bisschop Coppieters. Waarom dit zo lang werd uitgesteld van 1926 tot 1933 is ons niet zo duidelijk.
Al in de jaren zestig werd door pastoor Noel Schoorens geijverd voor de restauratie van het kerkgebouw. Zijn inspanningen leidden op 29 november 1971 tot het tekenen van een kontrakt tussen de kerkfabriek en de architecten Waerie en de Vleesschouwer. De kerk was in slechte toestand omdat ze waarschijnlijk te licht was gebouwd. Het zware verkeer op de nabije Oudenaardsesteenweg veroorzaakte scheuren , en blijkbaar was tijdens de heropbouw in 1926 nat hout gebruikt. Ook de witseen scheen sterk aangetast en moet van minderwaardige herkomst geweest zijn.
Uit bepaalde middens klonk zelf de wens de kerk af te breken en te vervangen door een modern bouwwerk, Landsschapzorg argumenteerde dat het kerkgebouw een van de zuiverster voorbeelden van neo-gotiek was. Daarom adviseerde men het gebouw te restaureren. De werken vingen in 1978 aan ,het dak en de torens kwamen eerst aan de beurt. Het horloge bleef behouden ,de wijzerplaten werden vernieuwd, het glas werd in nieuw lood gestoken enz.
Eind 1982 bouwde men met eigen middelen het rechterdeel van het koor om tot een winterkapel en in 1985 werd het interieur van de kerk geschilderd.
Ook de schilderijen vielen een restauratie te beurt en hier werd alles bekostigd met giften en de opbrengsten van parochiale werken.
Het resultaat van al deze inspanningen is een tot in de puntjes gerestaureerde kerk die op 5 september 1933 bij de viering van 60 jaar kerkwijding iedere bezoeker imponeerde.
Kapel van ST. ANNA op de wijk Landuit.
Deze kapel werd gebouwd in een tijd dat een epidemie de bevolking van Eke teisterde. Men beweert, dat ten gevolge van de bouw van die kapel, de epidemie ophield (1645?). In 1755 werd er een nieuw schilderij in opgehangen, namelijk ” De Kroning van Maria”. Men ziet er eveneens drie krukken, die er na een wonderbare genezing werden opgehangen. Nog steeds wordt er de laatste zondag van juli een eucharistieviering verzorgd aan de kapel.